De Harten vrouw had ronkend rood opgevangen
Haar lippen zochten naar zachte mannenwangen
Hoe wrang werd de vrucht
Van haar hartezucht
Want liefde werd lijden en eindloos verlangen
De Schoppen vrouw walst daadkrachtig door 't leven
Vechtlustig balt zij haar vuisten gedreven
Maar waar is de man
Die haar veroveren kan
Want eenmaal zo ver is de strijd al gestreden
De Ruiten vrouw alles keurig aan kant
Ordelijk, net, recht en niks aan de hand
Ze is zo onbevlekt
Wie ze is blijft bedekt
Green greintje gevoel enkel vlijt en verstand
De Klaver vrouw, gretig geworteld in 't gras
Stevig in 't leven verzekerd in haar pas
Haar plek zo gezond
Gevoed in de grond
Geluk vond zij daar waar zij altijd al was
Geen opmerkingen:
Een reactie posten